Alle vragen


Wat houdt 'verankeren' in?

Onder verankeren verstaan we het proces en de activiteiten om van losse en lokale transitieprojecten te komen tot een maatschappelijke beweging waarin de nieuwe praktijken business as usual zijn; het op gang brengen en houden van wederzijdse versterking van nieuwe werkwijzen en structuurelementen, inclusief die van de cultuur.


Waarom aandacht voor verankeren?

Aan transitieprojecten is vaak geen gebrek. Maar het blijkt dat zulke losse projecten vaak geen vervolg krijgen. Het blijft bij een enkel of enkele projecten, maar er ontstaat geen grotere beweging. Een aantal oorzaken daarvan zijn:

Om van losse, lokale projecten naar een maatschappelijke beweging te komen, is dus meer nodig.


Om welk type activiteiten gaat het?

Hieronder vindt u zes typen activiteiten die nodig kunnen zijn om van experimentele nieuwe praktijken tot een maatschappelijke beweging te komen. Welke activiteiten u oppakt, hangt ongetwijfeld af van het onderwerp, maar waarschijnlijk meer nog van de missie en formele taken van uw organisatie.

1 Doorontwikkelen van concepten of van systeeminnovatieve kernideeën en het opzetten van nieuwe projecten in andere contexten (verbreden van vernieuwing). Koppel in ieder geval evaluaties activiteiten, om te leren over belangrijke regime- of structuurvoorwaarden voor vernieuwing. Houd verder bij het opzetten van nieuwe experimenten rekening met de belemmeringen die u bij eerdere experimenten bent tegengekomen. Mogelijk vragen die nieuwe typen activiteiten.

2 Werken aan uitvoeringsgerichte coalities of samenwerkingsverbanden. Dit type activiteiten wordt vaak in samenhang met type 1-activiteiten uitgevoerd. Een voorbeeld is de oprichting van een nieuw consortium, met als specifieke taak om een nieuw idee verder uit te ontwikkelen of om nieuwe experimenten starten.

3 Werken aan urgentie en legitimatie voor vernieuwing. Dat kan bijvoorbeeld door:

4 Verspreiden van het systeeminnovatieve gedachtegoed, bijvoorbeeld door daar artikelen in vakbladen over te (laten) schrijven; te zorgen voor media-exposure; audiovisueel materiaal te (laten) maken enzovoorts. U kunt ook sponsors met status proberen in te schakelen die de ideeën helpen te verspreiden.

5 Bevorderen dat nieuwe ideeën in formele beleidsdocumenten opgenomen worden. U kunt dan denken aan structuurplannen, overheidsvisies, missiestatements en beleidsplannen van bedrijven. Om dit voor elkaar te krijgen, moet u uitstekende contacten hebben en goed weten wat wanneer speelt in betrokken organisaties. Nationale adviesraden zoals de VROM-raad, Raad landelijk Gebied, Raad voor Gezondheidsonderzoek kunnen een belangrijke intermediaire rol spelen in het op de kaart zetten van nieuwe ideeën. Zijn de transitie-ideeën eenmaal opgenomen in formele beleidsdocumenten, dan zijn ze leidraad voor of onderdeel van formeel beleid.

6 Werken aan structuurveranderingen/nieuwe instituties, een essentieel onderdeel van transitiewerk. Zie hiervoor verder de vraag 'Aan welke institutionele aanpassingen moet ik denken?'

In de praktische uitwerking kan er overlap zijn tussen de activiteiten. Ook zijn er afhankelijkheidsrelaties. Bijvoorbeeld: wanneer een gedeeld gevoel van urgentie is ontstaan, is het makkelijker het beleid mee te krijgen. Ook het sluiten van coalities voor verandering wordt dan makkelijker.  


Aan welke institutionele aanpassingen denk ik?

Uiteindelijk zijn transities of systeeminnovaties afhankelijk van institutionele aanpassingen (aanpassingen in het regime). Zonder zulke aanpassingen winnen oude handelingspatronen het van nieuwe. Het kan gaan om het ontwikkelen van:  


Hoe meet ik verankering?

Er zijn allerlei mogelijke indicatoren voor verankering. Welke u het beste kunt gebruiken hangt af van uw hypothese over hoe uw interventie tot een systeeminnovatie kan leiden. Maar de indicatoren die u kunt kiezen, hangen ook af van het doel en de doelgroep van uw monitoring en evaluatie.`Zie ook het cluster 'Monitoren en evalueren'.

Algemene voorschriften zijn dus niet mogelijk. Maar u kunt bijvoorbeeld denken aan:


Welke managementdilemma’s zijn er?

Dit zijn drie prominente managementdilemma's rond transitieprogramma's uit de praktijk:   

Eerste dilemma

Hoe geef ik vernieuwingsideeën door, maar waarborg ik de systeeminnovatieve ambities? Organisaties die met dit dilemma van doen hebben gehad en die vooral tot taak hadden om systeeminnovaties aan te jagen, volgen verschillende benaderingen:

Tweede dilemma

Wat is het juiste moment voor overdracht? Dit blijkt een heus dilemma voor organisaties die systeeminnovaties van de grond proberen te krijgen. Vaak blijkt dat potentiële nieuwe trekkers zich onbekwaam voelen. Of ze missen de juiste randvoorwaarden om een sterk belang te hebben of willen de kat uit de boom kijken. Soms blijft de oorspronkelijk initiatiefnemende organisatie daarom langer dan de bedoeling was een rol spelen, hoewel dat een andere rol kan zijn dan de oorspronkelijke. Zie ook Grin en Van Staveren (2007), hoofdstuk 12 voor voorbeelden en tips.

Derde dilemma

Wie krijgt de bloemen? Trekkende organisaties voor systeeminnovatie hebben er belang bij om te laten zien dat hun organisatie goed werk levert - jegens hun subsidiegever bijvoorbeeld en naar het veld. Maar er zijn altijd anderen betrokkenen bij ideeontwikkeling. Denk aan kennisinstellingen, of degenen die nieuwe concepten doorontwikkelen. Ook deze betrokkenen willen of moeten hun innovatieve rol kunnen laten zien. Hoe zorgt u daarvoor? U kunt afspraken maken over het delen van de claim van vernieuwing en/of u kunt ideeën geleidelijk overdragen. Dat voorkomt niet alleen spanningen over eigenaarschap, maar zorgt ook voor meer committent van de andere partijen.


Wat zijn andere tips voor verankering?

Hier volgt nog een aantal aanvullende praktische tips voor het verder ontwikkelen van systeeminnovatieve ideeën en het opzetten van nieuwe experimenten: