Leren: Waarden van Water
Functie / Domein: | Waterbeheer |
Illustratie van: | Eerste en tweede orde leren in systeeminnovatief project |
Behoefte aan verbreding waterbeheer
Hieronder geven we een voorbeeld van eerste- en tweede-orde leren binnen het project 'Zaandam-Oost' over duurzaam stedelijk waterbeheer. Dit project vond plaats binnen het programma Waarden van Water van het NIDO, een programma voor duurzame ontwikkeling van de Nederlanse overheid dat bestond van 1999 tot eind 2004.
NIDO kende de problemen van stedelijk waterbeheer: excessief gebruik van drinkwater, diffuse verontreiniging van oppervlaktewater en verontreinigd rioolbezinksel. Het wist ook dat er behoefte was aan een integraal stedelijk waterbeheer, niet alleen gericht op chemische verontreiniging terugdringen, maar ook op ecologische en recreatieve waarden. Maar dat stuitte op een strikte verdeling van verantwoordelijkheden tussen de drie betrokken partijen: de regionale waterschappen, verantwoordelijk voor het onderhoud van dijken, en regionale waterkwaliteit en kwantiteit, de drinkwatermaatschappijen en de lokale overheid.
Leercontext: het project Zaandam-Oost
In het project Zaandam-Oost werkten het betrokken waterschap, de drinkwatermaatschappij en de lokale overheid samen. Een onderdeel was een traject voor gemeenschappelijk lange termijnvisie voor 2030, die rekening hield met ecologische aspecten. Een ander onderdeel was het ontwerp van een duurzaam watersysteem voor een bestaande woonwijk, waarin sommige maatregelen uit de visie al werden toegepast. Voor deze deelstudies zijn veel stakeholders en experts geconsulteerd in workshops en interviews, en gestimuleerd om mee te werken.
Eerste- en tweede-orde-leren
Uit de evaluatie van het project blijkt dat bij veel deelnemers sprake was van eerste orde leren. Dat wil zeggen: het project bleek ertoe te hebben geleid dat ze hun ideeën over oplossingen en problemen bijstelden. Zo kwamen bijna alle betrokkenen tot een meer specifieke invulling van duurzaamheid. Zij leerden ook waar maatregelen voor duurzaam stedelijk waterbeheer toepasbaar waren. En een deelnemer leerde bovendien hoe sociaal-culturele waarden konden worden gespecificeerd. Bij dit leren bleef men echter binnen de bestaande denkkaders.
Nieuwe initiatieven
Bij het waterschap was echter ook sprake van tweede-orde-leren. Bestaande diepere overtuigingen over autonomie en technische mogelijkheden maakten dat het waterschap gewend was problemen zelf op te lossen. Dat veranderde. Het waterschap leerde dat het voor duurzaam waterbeheer afhankelijk was van andere actoren. Het ging bovendien ecologische waarden en theoretische inzichten uit de ecologie veel meer gewicht geven in haar beleid. Dit leidde tot nieuwe initiatieven. Zo begon het waterschap steden, die plannen hadden voor renovatie van wijken, proactief te benaderen om de nieuwe maatregelen uit het project Zaandam-Oost breder toe te passen. Ook ging het waterschap zelf aan de gang met procesfacilitatie; daarvoor haalde het professionele facilitatoren binnen.
Gunstige voorwaarden voor leren
Aan het eind van het artikel, dat nog een tweede case studie omvat, noemen de auteurs drie condities die gunstig lijken te zijn voor eerste en tweede orde leren
- het project waarin leren plaats zou moeten vinden focust op problemen en doelen waar de deelnemers zich mee kunnen identificeren
- de betrokkenen voelen zich afhankelijk van elkaar om problemen op te lossen of om anderszins verder te komen
- de deelnemers hebben het gevoel hebben dat zijzelf eigenaren zijn van het leerproject.
Bronnen
Van Mierlo, B., C. Leeuwis, R. Smits en R.Klein Woolthuis (2010). Learning towards system innovation: Evaluating a systemic instrument. Technological Forecasting & Social change 77, pp. 318- 334.